
Jan Mosseveld aan Waar blijft de tijd? Iets over geld. Zinken munten
Op 15 mei 1940 grepen de Duitse bezetters de macht in Nederland. Al daarvoor hadden de Nederlanders hun zilveren (10 cent, 25 cent, 1/2 guldens, guldens en rijksdaalders) en gouden (gouden 10 gulden) munten opgepot. De verwachting was dat het reeds in gebruik zijnde briefgeld binnen mum van tijd niets meer waard zou zijn. De edelmetalen zouden op z’n minst nog enige waarde vertegenwoordigen. Mede hierdoor ontstond een tekort aan muntgeld.
Het tekort en muntgeld zorgde ervoor dat de Duitsers met een oplossing moesten komen. In 1940 werd geëxperimenteerd met een nikkelen stuiver en in 1941 kwamen de eerste zinken munten op de markt. In januari 1942 werden de zinken munten grootschalig ingevoerd. Dit zorgde ervoor dat het tekort aan muntgeld binnen no time was opgelost. Een mooie bijkomstigheid voor de bezetters was dat het hoofd van de gevluchte Koningin Wilhelmina niet langer op de munten stond.
De volgende zinken munten zijn door de bezetters in omloop gebracht: 1 cent, 2,5 cent, 5 cent (stuiver), 10 cent (dubbeltje) en 25 cent (kwartje). Mensen konden hun zilveren munten tegen een geringe vergoeding inleveren en kregen daar de zinken munten voor terug. De edelmetalen zouden gebruikt worden voor de oorlogsindustrie. Slechts 10% van de zilveren en gouden munten werd ingeleverd.
Na de landing van de geallieerden in Frankrijk en de ontwikkeling op het Oostfront door de Russen, werd in 1944 besloten om alvast te beginnen met het slaan van nieuwe munten voor na de oorlog (de helft van Nederland was al bevrijd). Daarnaast werden er in Amerika munten geslagen voor het Koninkrijk der Nederlanden. Na de bevrijding van de rest van Nederland in 1945 konden de mensen nog voor een korte tijd met de zinken munten blijven betalen. Ondertussen werden de zinken munten vervangen voor nikkelen en koperen munten en zouden alleen nog de guldens en rijksdaalders voor een periode van zilver blijven (niet 100% zilver maar een mix) Bron: Jan Mosseveld via Facebook.